Innhold
Tijdens deze activiteit leer je hoe je planten, dieren of de leefomgeving goed verzorgt. Je leert bijvoorbeeld hoe je dieren eten geeft, verblijven schoonmaakt of planten water geeft. Je werkt met gereedschap en leert hoe je dit op een veilige manier gebruikt. Je werkt netjes en volgens de regels. Je overlegt met je begeleider of collega’s als dat nodig is. Je let goed op hoe het met een plant of dier gaat en je vertelt het als je iets raars ziet. Zo leer je goed zorgen voor planten, dieren en hun omgeving.
Resultaat
De plant, het dier of de leefomgeving is goed verzorgd. De werkplek is netjes en veilig. Afval is opgeruimd. De materialen en het gereedschap zijn schoon en opgeborgen.
Gedrag
Je voert de werkzaamheden rustig en netjes uit. Je werkt veilig en hygiënisch. Je volgt de instructies goed op. Als je iets niet weet of ziet dat er iets mis is, vraag je hulp of geef je het door. Je zorgt goed voor jezelf, de omgeving, de dieren en de planten.